TROU DU BLAIREAU MORT (ARBRE)
Ontdekt na 3 dagen desob. waarbij een dode das de
werkzaamheden duchtig hinderde...
HISTORIEK
Dit kleine grotje werd op 13,14 en 15 augustus 1988 door ons opengegraven.
De ingang bestond uit een 20 cm grote opening waaruit een goede tocht blies.
Een opmerkelijk feit was dat deze tocht een uitgesproken dierlijke geur
meevoerde. Ook bleek het plafond van de opening glanzend gepolijst te zijn.
We konden na geduldige observatie echter geen recente aanwijzigend van dierenleven
vinden
Het werk werd aangevat en vele blokken werden uit de ingang gehaald.
Een rond gangetje, voor 3/4 gevuld met aarde, werd over vele meters leeggegraven.
Aldus werd een kleine driehoekige opening bereikt. Erdoor glurend stonden
we oog in oog met de bewoner van het hol; een das die echter verbazend rustig
was (en verbazend stonk ook). Nadat de moedigste onder ons met een stok
even in de flank van het dier had gepookt, walmde een stankgolf naar buiten
die geen twijfel liet bestaan: deze das had reeds lang de eeuwige jachtvelden
opgezocht!
Op
de derde dag waren we dicht genoeg gevorderd en was er ruimte genoeg om
het kadaver, dat de doorgang van het 70 cm brede gangetje versperde, eruit
te halen. PDB was de enige 'zot' die hiertoe bereid was: langsuit liggend,
met de neus bijna op het beest doch met ingehouden adem, propte ik het in
een vuilniszak. Echter, een das is groot (deze mat 90 cm) en zo vlot ging
dat niet. De stank was nu onverdraaglijk en ik kroop naar adem snakkend
weer achteruit. Buiten stond ik ...alleen: de rest van de club was tientallen
meter ver op de loop gegaan voor de bijna tastbare stankgolf die naar buiten
walmde. Na 15 minuten rust hernam ik, met een natte en geparfumeerde zakdoek
voor de mond (zie foto!), de
poging en sleepte het dier naar buiten.
Nu dit obstakel uit de weg was geruimd, werd de exploratie hervat en
een ruimer vervolg gevonden dat op een klein instortingszaal eindigde. Deze
stond via een ondoordringbare spleet in relatie met een tweede, kleinere
ingang die wat hoger op de helling lag. De oorsprong van de tocht is dan
ook hier te zoeken (bewezen met rookproef).
Tot slot nog een eigenaardige vondst: in de ingang, 30 cm diep in de
grond, vonden we een massa potscherven die werden ineengepuzzeld tot een
bijna complete antieke schaal.
BESCHRIJVING
Een bijna ronde gang van 10 m lang en 50 à 70 cm breed komt dwars uit
op een ruimere diaklaas. Deze leidt naar een zaaltje waarin men tussen grote
blokken een 5-tal meter kan afdalen. Een nauwe cheminée staat in relatie
met een dierenhol wat hoger op de helling.
De totale ontwikkeling van de grot bedraagt 35 m voor een niveauverschil
van 7 m.
TOEGANG & LIGGING
Men neemt de weg van Rivière naar Arbre. Na 1 km (vanaf de Maas) parkeert
men aan de school. Aan de overkant van de straat vertrekt een pad dat langs
de bosrand omhoogloopt. Ter hoogte van een wit Christusbeeld beklimt men
loodrecht de helling: de grot ligt 40 m hoger, aan de voet van een klein
rotsmassiefje.
Coordinaten: X=184,75 Y=117,00
|