Terug naar "Grotbescherming
Home"
INLEIDING
Het onderaards
milieu is onderhevig aan talloze invloeden welke een vernietigend effect
kunnen hebben. Vele van de invloeden zijn buiten de wil van de speleo's
om, en we kunnen er alleen maar tegen strijden. Een aantal voorbeelden:
a)
de vernietiginq van de grot zelf:
-
door steengroeven
(bv. Grotte de Hotton)
-
door aanleg
van wegen, tunnels of skipistes (bv. Grotte du Viaduc te Remouchamps)
Paradoxaal
genoeg zijn vele grotten (vooral in België net tijdens dergelijke werken
ontdekt (bv. Ste. Anne, Hotton, Nys, Lucienne, Enfer‑Fissures, Heinrichs,
Puits‑aux‑Lampes, Ros? enz.)
b)
de vervuiling van het water:
-
door afvalwater
-
door afwateringswater
van autowegen
-
door sluikstorten (waardoor de grot totaal ontoegankelijk
kan worden, bv. Trou des Photophores te Comblain)
-
door kadavers van dieren of uitwerpselen van dieren
Jammer genoeg
is een natuurlijk verdwijnpunt voor velen een goedkope sterfput.
Het aantal al dan niet clandestien aangelegde afvoerpijpen dat in een
doline uitkomt is niet te tellen. In sommige gevallen wordt de grot
totaal ontoegankelijk (bv. Chantoir du Beau-Vallon), in andere gevallen
is de toegang bijzonder onaangenaarn (Trou Dury), en soms worden hele
ondergrondse rivieren verpest (bv. de rivier van de Lucienne of Chawresse).
DE INVLOED VAN SPELEOLOGEN OP DE GROT
Allereerst
moeten we allen terdege beseffen dat het beoefenen van speleologie
steeds een destructieve invloed heeft op elke grot. De
optimale grotbescherming bestaat erin de grot voorgoed af te sluiten,
of zelfs gewoon nooit te ontdekken! Velen zullen dit een overdreven
uitspraak vinden, maar bedenk dat slechts weinigen de kans krijgen om
er over te oordelen. Slechts zij die reeds het genoegen hebben gekend
om een maagdelijke grot te ontdekken, waarin alles schittert en glinstert;
waarin de kleibodern ongerept is en geen voetafdruk of veeg vertoont;
waarin rotsblokken nog blauwgrijs zijn en niet donkerbruin bemodderd,
kunnen de nefaste invloed van het grotbezoek naar waarde inschatten.
Hoe anders ziet zo een grot er één jaar later reeds uit, hoe onherkenbaar
na 10 jaar..! (Zie
de foto hiernaast van Trou de la Louve (Nettinne): op één compleet bemodderde
stalagmiet na, te groot om mee te nemen, is in deze zaal geen enkele
stalagmiet of stalactiet gespaard gebleven. De vloer is nog slechts
een versleten en bemodderde schim van een ooit glinsterend druipsteenmassief...)
Het is dan
ook niet verwonderlijk dat de hevigste grotbeschermers meestal de ontdekkers
zelf zijn, en dat zij zich vaak gedwongen zien de toegang tot de grot
al dan niet permanent af te sluiten, en het bezoek te reglementeren,
wil er nog iets van de oorspronkelijke schoonheid overblijven.
Maar omdat
het definitief afsluiten van alle grotten het einde van de speleologie
zou betekenen, wat we geen van allen wensen, is het duidelijk
dat we een compromis moeten vinden waarbij de grot minimale schade oploopt...
Los van alle andere beschermingsmaatregelen die kunnen worden genomen,
en waarover later wat uitleg volgt, is de allerbelangrijkste factor
het gedrag van onszelf in de grot.
We zullen dus
eens trachten op te sommen welke soort schade wij een grot toebrengen,
en daaruit kan dan eenvoudig worden afgeleid hoe we het kunnen vermijden.
1.
MODDERBEVUILING
De
fossiele (=droge) niveau?s van onze Belgische grotten zijn vaak mooi
geconcretioneerd, maar bijna steeds ook heel modderig. De overall, laarzen
en handschoenen van de bezoeker zijn dan ook gauw even smerig. Jammer
genoeg hebben veel van de speleologen de gewoonte om alles dat enigszins
in aanmerking komt, vast te grijpen. Uiteraard zijn dit meestal stalagmieten
of -tieten, die dan ook binnen de kortste keren even bruin zijn als
hun modderomgeving. In feite is dit bijna aangeboren bij iedereen. Let
maar eens op de bezoekers in een toeristische grot, of kijk naar eender
welke beginnend speleoloog. Op hoeveel speleofotos zien we het model
in kwestie niet nonchalant tegen een stalagmiet of mooie witte coul?
geleund, of in innige omhelzing met een of andere concretie?
Behalve de stalagmieten en -tieten, moeten ook mooie calcietvloeren,
gours of coul?s eraan geloven. Ze worden bekropen en vertrapt dat het
een lust is.
Zulke modderbevuiling
heeft trouwens een sneeuwbaleffect, want één keer iemand ermee begint,
volgt al gauw de totale vervuiling onder het mom van "'t is toch al
vuil".
(Foto: een extreem voorbeeld van "hoe
het niet moet" : een nieuwsgierige speleoloog die tussen mooie druipsteengordijnen
klimt en deze totaal bemoddert.)
BEVUILDE CONCRETIES
WORDEN NOOIT MEER PROPER (tenminste: wij mensen zullen dat niet meer
meemaken)! Reinigingsacties zijn meestal niet echt succesvol: het poreuze
oppervlak slorpt de modder immers diep op.
Moddervervuiling vermijden we door het toepassen van deze 4 regels:
a)
Concreties worden niet aangeraakt. We blijven eraf, lopen er in
een boog omheen, bewonderen ze van op een veilige afstand. In de nabijheid
van concreties bewegen we rustig en traag.
Dit moet als het ware een soort van instinct worden, een gewoonte
dus.
b) We zorgen
voor zuivere kledij en handen. Dit betekent: texair, laarzen
en handschoenen uittrekken! Zijn de sokken vuil: binnenstebuiten keren
of blootsvoets gaan. In de praktijk is dit een grote opgave, zeker in
volle exploratiekoorts, maar het moet! Niemand heeft het recht om een
mooie formatie te vervuilen om aan zijn/haar nieuwsgierigheid te voldoen.
Een vuilniszak zou een vast uitrustingsstuk moeten zijn in mooie grotten:
handig om op te staan bij het uitkleden, of om de vuile spullen tot
voorbij de "gevarenzone" te nemen. Ook helm, batterij en/of carbuurpot
laat men aan de kant indien ze vuil zijn. Voorzie best een Petzl Zoom
of Tikka.
Opmerking:
zonder handschoenen een mooie grot bezoeken is zondermeer af te raden,
aangezien men dan de handen niet zuiver kan houden.
c) Volg
allen éénzelfde spoor en volg dit ook tijdens de latere tochten.
Zo blijft de eventuele vervuiling beperkt tot een smalle strook.
d) Hou elkaar in het oog. Niet iedereen is even handig in
het ontwijken van concreties, en zoals gezegd, velen hebben een
aangeboren neiging zich overal aan vast te klampen. Het simpele feit
dat de groepsleider de anderen op de aanwezigheid van een mooie formatie
attent maakt en tot voorzichtigheid aanspoort, kan veel schade voorkomen.
Tevens is het een vorm van opvoeding, en na enkele grottochten zal men
merken dat iedereen spontaan begint op te letten.
De 4 bovenvermelde
zaken zijn in feite niets anders dan wat we in een andere omgeving reeds
lang geleerd hebben en gewoon zijn. Geen haar op ons hoofd dat er aan
denkt om in een moddertexair in onze auto te stappen, of met modderlaarzen
door de pas geboende keuken te lopen. Waarom dan vergeten de meesten
onder ons deze doodnormale gedragingen van zodra ze een grot binnenstappen?
Gelukkig bestaan
er manieren om concreties te beschermen. De bekendste is het afbakenen
van te beschermen zones met roodwit lint of touw. Mooi is het niet altijd,
maar wel effectief. Het vormt een soort psychologische barri?e die
meestal niet overschreden wordt. Het moet echter wel van in het begin
gebeuren, t.t.z. liefst tijdens of vlak na de ontdekking van de grot.
Uiteraard dienen
wij als speleologen zulke afbakeningen steeds te respecteren.
Nooit verwijderen, of erover heenstappen (ook niet voor foto doeleinden).
2.
BREKEN VAN CONCRETIES
Hele grotten zijn vernield en afgebroken, vooral uit domheid en onwetendheid,
maar soms ook vanuit hebzucht, door sporadische bezoekers, mineralenverzamelaars,
avontuurzoekers, dagjesmensen enz.
Door
?echte? speleologen gebeurt breken van concreties meestal onopzettelijk,
en zolang het beperkt blijft tot een spaghetti links of rechts zijn
er geen drama's gebeurd. Echter, concreties zijn heel erg broos. Een
miniem duwtje is al genoeg om een kandelaar te doen breken (bv. de 2
m hoge kandelaar in de Galerie des Sources). Wie op de rand van een
gour gaat staan mag er vrij zeker van zijn dat hij erdoorheen zakt.
De remedie
is heel eenvoudig: zie hierboven: blijf op een veilige afstand
van concreties!
(Foto rechts: opzettellijk afgebroken
druipstenen in Trou de l'Eglise (Mont-sur-Meuse). Tevens pikzwart geworden
van de roetafzetting van carbuur: zie verder in dit artikel!)
3.
VERSTORING VAN SEDIMENT
Of anders gezegd: het platlopen of -kruipen van de vloer.
Vooral kleibodems zijn gevoelig voor frequente betreding. Denk maar
aan de vele passages in onze "scholingsgrotten" waarin kniediepe "skisporen"
in de klei zijn uitgesleten. Nochtans kunnen maagdelijke kleibodems
heel mooi zijn, en moeten we trachten de schade te beperken tot één
spoor. Dus blijf mooi achter elkaar, en zwalp niet over de hele breedte
van de galerij over en weer. Weet dat het sediment vaak waardevolle
informatie kan verschaffen over de gesch?denis van de grot, of zelfs
paleontologisch materiaal kan bevatten. Fragiele bodems kan men beschermen
door het uitrollen van plastiek. Deze moet wel dik genoeg zijn, zoniet
blijft hij aan de modderzolen kleven en wordt gauw stukgelopen.
4.
BEVUILING VAN DE WANDEN MET MODDER, INSCRIPTIES, VERF
Uiteraard is het achterlaten van inscripties uit den boze. De tijd
dat men te pas en te onpas zijn naam op de wand achterliet is lang
voorbij!
(Hoewel: zie deze foto genomen in Trou
de la Louve, Nettinne...)
Ook het plaatsen
van pijlen (carbuur / verf / modder) op de wanden is absoluut
taboe. Indien U niet zeker bent van de weg, maak dan steenmannetjes
of leg met steentjes een pijl op de grond (nadien terug afbreken a.u.b.).
Weet U op voorhand dat U aan een complexe grot begint, neem dan scotch-lite
of rood lint mee. Maar nogmaals: verwijder achteraf elke markering die
U aanbrengt. Niet iedereen vindt het prettig om doorheen een overgemarkeerde
grot te wandelen. Gun ook de anderen hun "verkenning van het onbekende".
In sommige grotten (bv. Dent de Crolles) zijn er dermate veel merktekens
dat het echt niet leuk en mooi meer is.
Voor wat de
modderbevuiling van de wanden betreft (zeker van toepassing bij lichtgekleurd
gesteente): leun niet te pas en te onpas overal tegen.
5.
ACHTERLATEN VAN AFVAL
ledereen zal toegeven dat het bijzonder storend is om ondergronds lege
blikken, flessen, verpakkingen of batterijen aan te treffen. Wie groot
genoeg is om een vol cola?blik beneden in een grot te krijgen, is toch
zeker in staat het lege blikje er terug uit te halen ook? Schijnbaar
toch niet...Gelukkig is dergelijke vervuiling meestal "verwijderbaar"
en redelijk inert (d.w.z. weinig schadelijk voor het milieu).
(Foto: rommel opruimen in een grot. Zelfs
het enorme gele ding is afval, binnengespoeld door een overstroming!)
Een bijzondere vorm van
vervuiling, quasi onverwijderbaar en w? giftig, is carbuurafval. Zie
verder het gedeelte over "carbuurverlichting".
6.
"NATUURLIJKE BEHOEFTEN"
Uiteraard moet iedereen wel eens ondergronds aan een of andere
natuurlijke behoefte voldoen. Toch is ook hier een beetje discipline
en gezond verstand nodig. Wie heeft zich al eens niet blauw ge?gerd
aan de urine-stank op sommige plaatsen, vaak dan nog net d?r waar men
al kruipend doorheen moet?
Net zoals U
thuis ook niet plast daar waar U toevallig staat, verkiezen we ook ondergronds
een strategische plek: liefst voorzien van stromend water, dan
spoelt alles gauw weg. Ideaal is een rivier (op voorwaarde dat het water
van deze rivier niet als bron dient voor drinkwatervoorziening!), maar
zelfs een beetje druppelend water kan op enkele dagen tijd de sporen
van Uw "Iozing" volledig wegwassen. Hoe dan ook (er zijn nu eenmaal
heel droge grotten): kies altijd een plaats die opzij van de normale
passage ligt. Een putje graven is trouwens ook géén werk.
In fossiele grotten is een lege plastiek fles, liefst met wijde
opening (voor de dames dan toch) zeer praktisch.
Bezoedel echter
nooit stilstaand water (bv. in een gour). Behalve de nadelige
invloed op het biologische leven, kan dit een waterbevoorradingsplaats
zijn die door andere speleo?s wordt gebruikt. (Echt gebeurd: na het
zetten van een lekker kopje thee, tijdens een ondergronds bivak in Gouffre
Berger, bemerkten we (te laat) dat in de gour waaruit we het water hadden
geschept een fikse drol lag. Smakelijk!)
7. VERSTORING VAN DE DIEREN
Veel dieren zien we ondergronds niet, de meeste zijn te
klein en goed verstopt. Als we er al zien, dan zijn het bijna steeds
vleermuizen. Hiervoor geldt: afblijven, geen direct licht op schijnen,
geen lawaai maken.
Sommige soorten zijn heel gevoelig voor bv. geringe temperatuurstijgingen,
veroorzaakt door Uw lichaamswarmte. ALLE soorten zijn bijzonder kwetsbaar
tijdens hun winterslaap. Wakker worden betekent soms voor het diertje:
sterven!
8. CARBUURVERLICHTING
Carbuurverlichting heeft verschillende nadelige gevolgen. In de eerste
plaats is er de roetafzetting van de walmende vlam, Deze
valt direct op wanneer men met de vlam te dicht bij het plafond komt
(zwarte vlekken). Het grootste
deel van onze grotten is hierdoor compleet ontsierd geraakt. Waarbij
we ons de vraag kunne stellen hoe de speleowereld zou reageren indien
iemand met een pot rode of groene verf en
een borstel, de plafonds van een grot begon vol te kladderen met dergelijke
vlekken en stippen.
Antwoord: men zou furieus reageren, het zou niet worden aanvaard!
Echter, hier wordt door carbuurminnende speleo?s de hypocrisie
ten top gedreven; want blijkbaar worden zwarte
vlekken wel geaccepteerd!
(Foto hierboven: carbuurvlekken op het plafond van een galerij)
Behalve
de roetvlekken, zijn het vooral de roetuitwasemingen die
evengoed hun vervuilend werk voltrekken, soms zelfs in andere gedeelten
van de grot. E? carbuurvulling, die pakweg 6 uren licht geeft, produceert
een zeer grote hoeveelheid fijne roetdeeltjes. Deze worden door de luchtstromingen
in de grot meegevoerd en deponeren zich vervolgens op vrijwel elk horizontaal
deel van de grot. Vooral in de frequent bezocht "klassiekers" in België
is vaak elke vierkante centimeter zwart (bv. de Nr. Two in de Bernard,
of de Réseau Noir in de Weron). Het spreekt voor zich dat in geconcretioneerde
grotten het gebruik van carbuurverlichting op lange termijn dodelijk
is voor de grot en dus gewoon moet worden vermeden.
(Foto: zwart roet druipt als een
smurrie omlaag. Deze grot (Aven des P?res, Gard, F.)is nochtans zeer
ruim doch wordt misbruikt door plaatselijke vakantiekolonies en campings
die "speleosafari's" aanbieden. Daarvoor gebruikt men vooral carbuurverlichting!
Het fijne roet heeft zich tot 10 meter hoog op de druipsteencoul?s
afgezet...)
Een tweede
aspect zijn de stinkende verbrandingsgassen. Meestal ruikt
men het nog uren nadien, dat er een groep `carbuurspeleo's" de grot
heeft bezocht. Zeker niet gezond of aangenaam voor de andere bezoekers
in de grot, of het nu speleo's of dieren zijn.
Ten derde de
vervuiling met carbuurafval. De witte kalkhopen zijn niet
alleen esthetisch bijzonder storend, maar ze zijn ook zo goed als onverwijderbaar
(hard en vastgekoekt). Tevens zijn ze giftig, want ze bevatten vaak
niet uitgewerkt carbuur.
Dit
soort vervuiling is zonder veel moeite volledig te vermijden. Heel
simpel: door het verbruikt carbuur mee terug te nemen. Hiervoor
moet men zich wel voorzien van een extra lege "banaan" (dit is een stuk
autobinnenband). Deze moet dus standaarduitrusting zijn! Steek
er steeds een stuk opgevouwen plastiek in (40x4O cm), zodat we hierop
de pot kunnen uitschudden zonder de grond te vervuilen. Sommige potten
(Petzl Ariane) zijn bijna niet zonder morsen te hervullen.
(Foto: witte carvbuurhopen ontsieren
menige grot.)
De enige goede
manier om alle bovenstaande problemen vermijden is natuurlijk:
elektrische verlichting gebruiken. Zeker in
Belgiëis dit absoluut te prefereren, gezien de modderige grotten die
niet echt "compatibel" zijn met de gevoelige carbuursystemen. De laatste
jaren zijn er verschillende (vooral Engelse) goede elektrische verlichtingen
op de markt, en wordt er trouwens hoe langer hoe meer gebruik van gemaakt.
De autonomie van hun oplaadbare batterij is meestal 10 uur met halogeenlicht,
lang genoeg voor 98 % van onze grotten.
Gebruikt men een moderne ?witte LED-verlichting?, dan heeft men
zeker het dubbele aan autonomie en daarenboven het voordeel van een
gespreide, zacht licht dat minder vermoeiend is voor de ogen.
Vreemd genoeg blijft het bekritiseren van carbuurverlichting bij ons
een groot taboe. Nochtans is elektrische verlichting in sommige landen
(bv. Engeland) de normaalste zaak ter wereld, en beleven de speleo's
er evenveel plezier aan hun sport als wij, met dit verschil dat de grotten
er veel zuiverder zijn.
Indien U onze
Belgische grotten wil zuiver houden: koop een elektrische verlichting!
Gebruik Uw carbuur enkel in de grote en niet-geconcretioneerde (buitenlandse)
grotten, waar U de voordelen ervan ten volle kunt benutten (warmtebron,
grote autonomie, mooi licht). Toegegeven, er twee verlichtingssystemen
op nahouden kost geld, maar de bescherming van onze grotten is belangrijk.
DE INVLOED VAN SPELEOLOGEN OP DE OMGEVING VAN, EN
DE TOEGANG TOT DE GROT
Ons gedrag
buiten de grot is in grote mate bepalend voor een blijvende
toegankelijkheid van de grot.
Stel U dit
eens voor:
op een onzalig vroeg uur, zondagsmorgens (of midden in de nacht:
gebeurt ook) parkeren een paar auto's zich al dan niet reglementair
voor Uw deur. De inzittenden beginnen luid pratend een lawaaierig ritueel
waarbij menige musketon op de straatstenen rinkelt. Nadat ze tegen Uw
haag hebben geplast, staan ze nog even in hun blote kont te draaien,
trekken hun uitrusting aan en begeven zich uiteindelijk naar de grot,
waarbij ze een binnenweg nemen dwars door Uw tuin. 6 uur later zijn
ze er terug, en voltrekt het hele ritueel zich opnieuw in omgekeerde
volgorde. Nadat ze uiteindelijk vertrokken zijn, kan U de lege bierflesjes
gaan oprapen.
Stelt U zich
dit gewoon eens voor, in Uw eigen straat, voor Uw eigen deur! U tolereert
dit waarschijnlijk één keer, maar zeker niet meerdere keren per week.
Nochtans doet de beschreven situatie zich eik weekend wel ergens voor.
Wij speleo's zijn dan soms stomverbaasd indien een eigenaar er plots
genoeg van heeft en de toegang tot de grot verbiedt.
(Foto hiernaast: speleologen midden
in een dorp zijn in de Ardennen een deel van het straatbeeld; maar daarom
niet altijd even welkom.)
Nochtans is
het ook hier weer een kwestie van gezond verstand en discipline.
-
Vermijdt
ergernis en hou steeds afstand tot huizen.
-
Parkeer
U nooit pal voor iemands deur, maar ga 100 m verder staan. Parkeer
reglementair. Een wandeling naar de grot is trouwens gezond. Probeer
evenmin om pers?met de auto tot aan de grot te rijden.
-
Wees
discreet. Geen lawaai, kleedt je uit het zicht om...
-
Wees steeds
beleefd. Ga nooit een confrontatie aan met
bewoners, boeren of jagers, ook al hebt U misschien gelijk.
De speleologie in de ruimste zin van het woord is er de dupe van!
-
Twijfelt
U aan de toegankelijkheid van de grot, vraag het aan een buurtbewoner
of aan de eigenaar. De ervaring heeft geleerd dat dit meestal zeer
geapprecieerd wordt en vaak een positief antwoord tot gevolg heeft.
Illegale bezoeken daarentegen, wanneer ze worden opgemerkt, hebben
een zeer slechte invloed op latere toestemmingen.
-
Begeef
U naar de grot langs de normale wegen. Doorkruis geen akkers of
tuinen zonder toestemming.
-
Hou het
proper! Geen blikjes, afval, gebruikt carbuur enz. nabij de
grot of op de parking achterlaten.
BESLUIT
België
is een land met heel weinig grotten voor heel veel speleologen. Het
is ook een dicht bewoond land, waar de grotten soms midden in de dorpen
liggen. Het is jammer genoeg ook een land waarin op vlak van grotbescherming
de speleologen een grote achterstand hebben, vooral door gebrek aan
opleiding of opvoeding. In sommige andere landen gaat men veel verder,
en mag je bv. nog geen spit kloppen waar je wil, is carbuur strikt verboden,
is het verplicht om zelfs je urine mee terug naar buiten te nemen, of
zijn gewoon alle grotten gesloten er slechts "gegidst" te bezoeken.
Zo ver is het hier nog niet en mits iedereen zich behoorlijk gedraagt
zijn zulke draconische maatregelen ook niet nodig.
Een aspect dat hierboven nog niet werd aangehaald is he feit dat alle
problemen recht evenredig zijn met het aantal bezoekers. Vermijdt
dus zoveel mogelijk om met grote groepen te gaan grotten. De
tocht zal er trouwens veel vlotter door verlopen.
Nog een prettige
grottocht!
Paul De Bie, 1996